Verzuimregistratie

Conrad Berghoef, Leraar van het jaar 2017, ROC Friese Poort


Een slungelachtige leerling van rond de 20 jaar meldde zich bij mijn bureau. ‘Effe noteren dat ik gisteren ziek was', zei hij. Hij pakte het klassenboek en zette een ‘Z’ achter zijn naam op het geruite vel in de 23-rings map. ‘Klassenboek klas 3A’, stond op het etiketje op de voorkant. Klassenboek 3A bestond uit gevouwen beduimelde A3-tjes met daarop de namen van alle leerlingen van dat schooljaar. Door enkele namen was een streep gehaald: de leerlingen waren al van school, maar nieuwe kopieën kwamen er pas als alle blaadjes volgeschreven waren.'Had je het te pakken, gisteren?’, vroeg ik. Ik was net begonnen bij mijn eerste klas Zakelijke Dienstverlening. K. keek me even onderzoekend aan en zei toen: ‘Nee, ik was bij mijn vriendin. Maar dat hoeven jullie niet te weten.’ Tja. Ik leerde mijn eerste dag op het roc meteen twee dingen: A. het verzuimregistratiesysteem was zo lek als een mandje, en B. dat kon me eigenlijk niet zoveel schelen. Als K. naar zijn vriendin wilde, moest ik – een jaar of drie ouder – hem daarom erbij lappen bij zijn studiebegeleider? Die jongen wist zelf wel wat goed voor hem was.

Ik kom hem, twintig jaar na dato, overigens nog regelmatig tegen. En hij is uitstekend terechtgekomen, kan ik u verzekeren. Een keer had ik het met hem over deze kennismaking. Hij moest er hartelijk om lachen en zei: ‘Joh, Conrad… in die tijd vulden álle leerlingen regelmatig zelf het klassenboek in.’

Er is in twintig jaar veel veranderd. Klassenboeken waren ondingen, maar het invullen ervan was wel een ankerpuntje in de les: als docent begon je met het voorlezen van de namen, gevolgd door een ‘ja’, nog vaker ‘yo!’, ‘is er niet!’ of stilte. Het gaf mij de gelegenheid om ongegeneerd de klas door te kijken, te vragen naar de voetbaluitslagen van de leerlingen of hoe hun weekend was geweest. De presentie doornemen was een sociaal evenement.

Later veranderde dat. Nu prijs ik me gelukkig dat ik via laptop of iPad de presentie meteen digitaal kan doorvoeren. Op de een of andere manier vind ik het plezierig om de namen van alle leerlingen minstens één keer in de les te laten klinken. Er is een tijd geweest dat leerlingen bij ons op school zichzelf digitaal moesten laten registeren. Als een soort OV-chipkaart ‘avant la lettre’ hingen ze dan met hun tas voor een paal zodat deze het pasje in hun tas registreerde. Rond half negen ’s ochtends was er dan een concert van digitale bliepjes bij de ingang te horen. ‘Als docent hoef je dan niets meer te doen’, zo klonk het.

Maar wat mij betreft was dat een misverstand. Ik wíl juist werk hebben van de absentieregistratie. Elke leerling heeft het recht om gemist te worden.